Ga naar de inhoud

Het aantal arbeidsongeschikten was bijna 1 miljoen begin deze eeuw. Bij de beoordeling werd door de verzekeringsarts aangegeven wat iemand als gevolg van zijn beperkingen niet meer kon. De arbeidsdeskundige gebruikte deze informatie om na te gaan of de betrokkene nog in staat was deel te nemen aan het arbeidsproces en zo ja welke functies er dan uitgevoerd zouden kunnen worden. Dit waren functies die op de normale arbeidsmarkt voorkomen en dus niet altijd vacatures.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) regelde de vaststelling van het recht op uitkering en de wijze waarop de hoogte van de uitkering werd bepaald.
Vanaf 2006 zijn geen mensen meer ingestroomd in de WAO, omdat toen de WIA van kracht werd.
Wie na een wachttijd (ziektewetperiode) nog niet in staat was zijn eigen werk te doen kreeg een WAO-uitkering als hij er meer dan 25% in loon op achteruit ging met de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies.
Bepalend voor de hoogte van de uitkering was het verlies aan verdienvermogen: wat kon iemand zelf maximaal nog verdienen en wat zou hij of zij verdienen als hij niet arbeidsongeschikt was geworden (het” maatmanloon”). Het verschil tussen die twee is het verlies aan verdienvermogen. Dit werd uitgedrukt in een percentage van het loon dat werd verdiend voordat de arbeidsongeschiktheid intrad., het arbeidsongeschiktheidspercentage. Dit percentage bepaalde de uitkeringsklasse. Afhankelijk van de uitkeringsklasse ontving men een lager of hoger percentage van het laatstverdiende loon, oplopend tot 75% voor wie volledig was “afgekeurd”.
Een voorbeeld:
Jaap zou €1000,- kunnen verdienen als hij helemaal gezond was. Na zijn ziekte kan hij nog maar €600,- verdienen met de geselecteerde functies. Hij heeft dus een verlies aan verdienvermogen van €400,-. Dit verlies is 40% van het loon dat hij kon verdienen toen hij helemaal gezond was. De arbeidsongeschiktheid is dus 40% in te delen in de klasse 35-45%. Of: Jan verdient als afdelingschef €20,- per uur en als gevolg van ziekte kan hij alleen nog maar als magazijnmedewerker werken voor €15,- per uur; het verlies aan verdiencapaciteit is €5,- en het arbeidsongeschiktheidspercentage 25%.

De wet maakt onderscheid tussen:

volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid
(volledig arbeidsongeschikt is hij die slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen als gevolg van het ontstaan van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen fysieke, verstandelijke of psychische beperking. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt houdt in dat er in de toekomst ook geen verbetering te verwachten is. En

gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid

(gedeeltelijk arbeidsgeschikt is hij die in staat is met arbeid meer dan 20%, maar ten hoogste 80% te verdienen van het maatmaninkomen als gevolg van het ontstaan van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen fysieke, verstandelijke of psychische beperking.

Gedeeltelijk arbeidsongeschikten gaan er financieel op vooruit als zij werken. De WAO regelde tot 29 december 2005 een (aanvullend) inkomen voor werknemers die nog beperkingen hadden nadat de ziektewetperiode was verstreken, als ze met theoretische en/of reeds gerealiseerde functies een rest loonverlies hadden van meer dan 20%.
Bijvoorbeeld. Iemand zou als hij nog volledig gezond was €3000 per maand verdienen. De arbeidsdeskundige had vastgesteld dat hij/zij in theorie slechts € 1500 per maand kon realiseren. Loonverlies 50%, klasse 45-55%. Hierbij hoort een uitkering van 35% van zijn laatstverdiende loon. Dit komt overeen met bruto € 1050 voor de rest krijg de betrokkene als hij hiervoor aan de voorwaarden voldeed een uitkering van de WW (ook € 1050). Hij/zij vindt werk waarmee een inkomen wordt verworven van € 1500. Hij./zij blijft dan onveranderd voor 45-55% arbeidsongeschikt. Het totaal inkomen wordt dan € 1050 (WAO) en € 1500 inkomen uit werk. Werken loont dus.

WIA en Wet verbetering Poortwachter
Zie hiervoor de uitleg bij de arbeidsgeschiktheidswetgeving WIA en de re-integratie wetgeving Wet verbetering Poortwachter.
Met deze wetgeving, die sinds 2006 van kracht is, ligt de nadruk op wat iemand nog wel kan(WIA). De verzekeringsarts geeft aan wat iemand met zijn/haar medische situatie nog wel zou moeten kunnen. Deze beoordeling welke fysieke, verstandelijke, sociale en psychische mogelijkheden iemand heeft vormt voor de arbeidsdeskundige de basis voor het duiden van de functies die iemand nog kan uitvoeren en dus voor de vaststelling van het verdienvermogen.
Bedrijven moeten hun best doen om zieke werknemers weer aan het werk te krijgen. (wet poortwachter) Werkgevers krijgen premiekorting als zij arbeidsongeschikten aannemen of in dienst houden.